13e eeuw: kapel
De kapel omstreeks 1250
Op de plaats waar nu de Grote Kerk aan de Kerkbrink staat, moet omstreeks 1250 al een kapel hebben gestaan. Dat werd vastgesteld nadat amateur-archeologen in 1973 na maandenlange graafwerkzaamheden in de grond onder de toen afgebrande kerk een fundament uit de dertiende eeuw ontdekten. Deze opzienbarende vondst voegde een interessant hoofdstuk toe aan de kerkgeschiedenis van Hilversum.
In december 1972 begonnen de 'Poortwachters', een afdeling van de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis en één van de leden van de afdeling Naerdincklandt van de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland een opgraving binnen de muren van de Grote Kerk. Dat deden ze onder supervisie van drs. H. Halbertsma van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek. Na verloop van tijd werden de graafwerkzaamheden overgenomen door de afdeling Naerdincklandt van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland te Hilversum. Gezocht werd naar restanten van de kapel, die in de stichtingsoorkonde van de parochie van Hilversum van 1416 werd genoemd.
Eerst werd in vijf putten gezocht, maar zonder resultaat (afb. 1, nrs. 1 t/m 5). Toen volgde onderzoek ter plaatse van de overgang van het schip naar het koor van de oude dorpskerk (afb. 1, letters A en C). Vervolgens werd gegraven ter plaatse van de koorsluiting van de oude kerk (letter D). Op een diepte van 1,65 m onder de kerkvloer werd de oude koorsluiting gevonden. Toen bleek dat deze fundering bij de bouw op een graf was gemaakt. Onder de zuidelijke koormuur werd een trapvormig fundament van vijftiende eeuwse stenen blootgelegd (letter B). Op de scheiding tussen koor en schip werd een grote put van 2,25 m diep gegraven (letter A). Men trof daar ongeroerde grond aan. Door het ontbreken van funderingsresten kon met zekerheid worden vastgesteld, dat in de oude dorpskerk nooit een scheidingsmuur is geweest tussen koor en schip. Toen kon de conclusie worden getrokken, dat ter plaatse van het koor van de oude dorpskerk geen kapel heeft gestaan.
Afbeelding 1: De opgravingen vinnen de ruïne van de Grote Kerk
Omdat men wilde beginnen met de herbouw van de toren, werd het werkterrein verlegd. Aan de noordkant werden grafzerken verwijderd en na de eerste spadesteek stootte men op een fundament van de pilaarfundering van de gotische dorpskerk. Naast die fundering vonden de onderzoekers losse kloostermoppen. Het fundament werd schoongemaakt en dat leidde tot dé ontdekking. De pilaarfundering vormde één geheel met een kloostermoppenfundament van 38 cm lang, 47 cm breed en 66 cm diep, dat op 75 cm uit de toren te voorschijn kwam (afb. 2). Drs. Halbertsma kon de harde werkers feliciteren met het resultaat. Hij dateerde het fundament in de dertiende eeuw, dus ongeveer twee eeuwen vroeger dan de tot nu bekende kerkelijke geschiedenis van Hilversum.
Afbeelding 2: Een pilaarfundament van kloostermoppen
De vondst was aanleiding voor verder onderzoek, maar aan de voet van de toren leverde dat weinig op. Bijna één meter oostelijk van de gevonden fundering werd nog een stukje dertiende eeuws fundament gevonden, dat aan de bovenzijde was afgebrokkeld. Tot vier meter uit de toren werd in oostelijke richting een spoor van kloostermoppen gevonden. De herbouw van de toren was intussen begonnen. Binnen twee dagen tijd moest het graafwerk bij de toren afgerond zijn.
De eventueel nog aanwezige andere restanten van de kapel zouden zich daardoor niet prijsgeven. De bodem houdt zijn geheimen vast. We blijven dus met de vraag zitten hoe de kapel er uit gezien heeft. De gevonden resten zouden overigens ook van de woontoren geweest kunnen zijn, die volgens sommige bronnen ook in deze buurt moeten hebben gestaan. Pas veel later, in 1723 werd door Frans Berkhuys een tekening gemaakt van 'Het dorp Hilferzom in Goylandt'. Het toont een bescheiden kerkje in romaanse bouwstijl (afb. 3). Het is niet zeker, dat deze tekenaar het juiste kerkje aan Hilversum heeft toegeschreven. In ieder geval staat vast, dat de Hilversumse dorpskerk er in 1723 heel anders uitzag.
Afbeelding 3: Het dorp Hilferzom in Goylandt (1723) - Frans Berkhuys