De herbouw

Wat er aan vooraf ging…

Bouwfonds en beleidscommissie

Op 4 december 1971, de dag na de brand, lag de kerk er troosteloos bij. De brandweer was nog aan het nablussen; her en der in de ruïne staken nog steeds kleine branden de kop op. In die situatie kwam de wijkkerkenraad van wijkgemeente Centrum bijeen om na te denken over hoe het nu verder moest. Ook waren er afgevaardigden van de Centrale Kerkenraad en van de Centrale Kerkvoogdij (College van Kerkvoogden) van de Hervormde gemeente Hilversum op eigen initiatief bij de vergadering aanwezig. Er moesten natuurlijk geen ondoordachte stappen gedaan worden. Men werd het toen eens over een bouwfonds. De Gooi- en Eemlander van maandag 6 december 1971 bericht hierover. O.a. de burgemeester, dr. P.J. Platteel, werd benaderd om zitting te nemen in een comité van aanbeveling voor het bouwfonds. Hij stemde hierin overigens toe.

Al snel besloot de Hervormde gemeente Hilversum om ook een beleidscommissie inzake de Grote Kerk op te richten, want wat moest er nu eigenlijk met de Grote Kerk gebeuren? Wilde men herbouwen of liever toch wat anders? Diverse opties werden besproken, waarbij er een brede inbreng was. Een van de mooiste opties was toch wel: herbouw van de kerk in de staat van vóór 1890. Dit was echter veel te kostbaar. Al snel ontstond er een sterke lobby voor sloop van de Grote Kerk. In plaats van de Grote Kerk moest dan een multifunctioneel gebouw komen; wijkgemeente Centrum zou dan één van de gebruikers zijn. Anderen dachten aan een klein park met een stuk oude kerkmuur om bij te kunnen mediteren. Ook was er een pleidooi voor een soort dorpshuisachtig centrum met gehoorzaal. Dat laatste klinkt nu onwezenlijk, maar de realisatie van dit idee was minder ver weg dan het lijkt. Hiervoor waren al vergevorderde plannen ontwikkeld, zoals ook de Gooi- en Eembode van woensdag 5 juni 1974 meldt. En zo verliep de tijd…

 

Standpunt wijkgemeente Centrum en standpunt Hervormd Hilversum

In deze fase van praten en geen voortgang verkommerde de ruïne, en in de beleidscommissie leek het erop alsof men van de Grote Kerk af wilde. Toen heeft wijkgemeente Centrum het initiatief genomen en een belangrijk standpunt ingenomen: overgaan tot restauratie van de Grote Kerk met opoffering van de Nieuwe Kerk. Kern van het restauratieplan was om op grond van de bestaande muren over te gaan tot herbouw en om daarbij tevens het interieur grondig te moderniseren ten opzichte van de "oude" Grote Kerk. Ir. T. van Hoogevest uit Amersfoort had op hoofdlijnen een restauratieplan uitgewerkt om te kunnen bepalen of iets dergelijks mogelijk was. Dit bleek mogelijk, waarbij, in verband met een eventuele verzwakking van de muren door de hitte van de brand, een staalconstructie binnen de bestaande muren geplaatst zou moeten worden. Deze staalconstructie zou dan de nieuwe kap dragen. Tevens zou in dit plan de wand achter de preekstoel gesloten worden en op die wijze kon men in twee verdiepingen twee grote zalen, één kleine ruimte en een toiletruimte creëren. Dit alles betrof een plan van de wijkgemeente, waar het centrale College van Kerkvoogden natuurlijk achter moest gaan staan. Zover was het echter nog niet!

In 1973 was de Hervormde Centrumwijk zover dat men gezamenlijk wilde gaan voor herbouw van de Grote Kerk met opoffering van de Nieuwe Kerk. Met kracht bepleitte de wijkgemeente haar plan tot herbouw bij de centrale organen. Echter, een groep Hilversumse Hervormden – niet uit de wijkgemeente – keerde zich zeer stellig tegen de plannen van wijkgemeente Centrum en bepleitte dit met evenzoveel kracht bij Centrale Kerkenraad en Kerkvoogdij. Zo kwam er een zeer sterke lobby op gang tegen herbouw van de Grote Kerk. Op 7 februari 1974 besloot dan toch de Centrale Kerkenraad op grond van het door wijkgemeente Centrum ingediende verzoek en op advies van het College van Kerkvoogden, "dit college te verzoeken over te gaan tot aanbesteding van de herbouw van de Grote Kerk" ('Hervormd Hilversum', vrijdag 22 februari 1974). Hierbij werden nog enige randvoorwaarden gesteld in verband met de te besteden bedragen. De tegenstand met betrekking tot de herbouw verdampte echter niet, maar werd eerder nog sterker! Het was dan ook nog zeker geen gelopen race, want provinciale en landelijke organen moesten ook hun goedkeuring geven. De lobby ging verder…

 

Bij de toezichthoudende instanties

Het College van Kerkvoogden vroeg goedkeuring van de bouwplannen aan het Provinciaal College van Toezicht in Alkmaar. Op 30 mei 1974 stelde de Centrale Kerkenraad zich achter dit verzoek en berichtte dit aan het Provinciaal College. Wat deed het Provinciaal College? De teleurstelling was groot toen op 9 juli 1974 bekend werd dat goedkeuring werd geweigerd, en dat voornamelijk op financiële gronden. Hervormd Hilversum zette echter door en ging in beroep bij het Generaal College van Toezicht der Nederlandse Hervormde Kerk te Den Haag. Ook hier roerden de tegenstanders van herbouw zich flink; zij werden zelfs gehoord door het Generaal College. Dit was uiterst vreemd, aangezien het hier een particuliere groep Hervormde Hilversummers betrof (de groep–Morreau), die opereerde buiten de Hilversumse Hervormde instanties. Terzijde zij opgemerkt dat een van de voornaamste tegenstanders, dhr. Morreau, destijds ouderling was in een van de Hervormde wijkgemeenten in Hilversum en tevens lid was van de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk. De beslissing in hoogste instantie werd met spanning afgewacht. Zou het herbouw of sloop worden? Het Generaal College had de sleutel in handen. En wat besloot men? Op 16 december 1974 werd het besluit van het Provinciaal College bekrachtigd: het hoger beroep werd afgewezen!

Het was daarmee definitief geworden: geen herbouw van de Grote Kerk. In het kerkblad 'Hervormd Hilversum' van vrijdag 31 januari 1975 werd de beschikking van het Generaal College in zijn geheel afgedrukt. Deze maakte diepe indruk en bracht veel emoties. De wijkgemeente had zich neer te leggen bij deze beslissing in hoogste instantie. Ds. J. Smit schreef in 'Hervormd Hilversum' dat de Grote Kerk van Hilversum niet meer opgebouwd zal worden. "Het hoofdstuk 'Grote Kerk' wordt daarmee nu afgesloten," aldus ds. Smit. De afwikkeling kon beginnen. De datum van de sloop van de ruïne werd vastgesteld. De Grote Kerk naderde zijn definitieve einde.

  

Na het definitieve besluit

Stichting Herbouw Grote Kerk

De weigering van goedkeuring voor de herbouw was vooral op financiële argumenten gegrond, terwijl juist ook aangetoond was dat herbouw van de Grote Kerk financieel aantrekkelijker was dan renovatie van de Nieuwe Kerk. Dit wrong uiteraard nogal en een aantal gemeenteleden van de Centrumwijk legde zich niet neer bij deze situatie. Zij richtten een particuliere stichting op: Stichting Herbouw Grote Kerk te Hilversum. De stichting wilde een laatste poging doen om de ontbrekende gelden voor herbouw bijeen te brengen. Daarbij komt dat het voor mensen met enig historisch besef ondenkbaar is dat er in het centrum van Hilversum geen Grote Kerk meer zal zijn, waar deze eeuwenlang het gezicht van Hilversum heeft bepaald. De kerk, de verkondiging van het evangelie, moest in Hilversum een centrale plek houden. De Stichting Herbouw Grote Kerk te Hilversum werd opgericht bij notariële akte d.d. 21 februari 1975. In de akte worden genoemd:

  • voorzitter: dhr. H. van Kampen;
  • secretaris: dhr. P. van der Reijden (later werd dit dhr. C. van Rooyen);
  • penningmeester: dhr. H. Hootsen.

Het uitgangspunt voor de stichting was dat in het Hilversumse hart weer de kerk moest verrijzen, die er zoveel eeuwen gestaan heeft. Dit was ook het uitgangspunt voor de afgewezen herbouwplannen. De herbouw was echter niet afgewezen op het restauratieplan als zodanig: het plan werd, zoals gezegd, afgewezen op financiële gronden. "Het gaat om geld, veel geld. Om te kunnen bouwen buiten bezwaar der kerkvoogdij-begroting moet er, naast te realiseren besparingen en reeds verkregen middelen, nog een bedrag tussen de f700.000,-- en f800.000,-- bijeengebracht worden.” (De Gooi- en Eembode, donderdag 5 april 1975). De stichting organiseerde hiertoe een landelijke actie, onder het motto: Redt de Grote Kerk, het hart van Hilversum. De tijd was echter kort: de gemeente Hilversum had de stichting gelukkig nog een kans gegeven en de sloop van de ruïne op verzoek van de stichting uitgesteld tot 1 juli 1975. Was er op die datum vanuit de Hervormde gemeente geen zekerheid over de herbouw van de Grote Kerk, dan zou per direct de sloop starten. (Later is die datum nog uitgesteld naar 1 oktober 1975).

Voor de stichting lag er een schier ondoenlijke taak. Toch ging men aan de slag, en hoe! Op 10 april 1975 startte de landelijke geldwervingsactie. De mensen van de stichting hebben veel, heel veel werk verzet. Alle Hilversumse gemeenteleden zijn aangeschreven. Kerkenraden en predikanten in heel Nederland hebben een brief gehad, zowel van de stichting als van ds. Smit. Allerhande bedrijven en instanties zijn aangeschreven, zelfs de toenmalige koningin Juliana! Er kwam veel aandacht voor de herbouw van de Grote Kerk door middel van publicaties in onder meer de plaatselijke en landelijke (kerkelijke) pers. De NOS en EO hebben in televisie- en radio-uitzendingen aandacht besteed aan de actie. Verder is er ook een stickeractie georganiseerd: men kon stickers kopen (afb. 38).

 Afbeelding 38: De sticker met het opschrift 'ik bouw mee', de Grote Ker is geplaatst in een rood hart

 

Felle tegenstand

De stichting genereerde in zeer korte tijd enorm veel publiciteit. Dit wekte het ongenoegen van de tegenstanders van herbouw: de stichting werd overspoeld door een golf van tegenstand. In de kranten ontstond een heftige polemiek. Tegenstanders klommen in de pen, die veelal in azijn gedoopt was. Het was wederom dhr. Morreau die het voortouw nam: "Laat de Hilversumse burgerij zich niet misleiden: haar geld moet dienen om een ultra-orthodox hervormd bolwerk in het hart van Hilversum wederom op te richten. (…) De Grote Kerk was altijd een lelijk gebouw. Als de actie slaagt en de toestemming wordt verkregen, wordt dit gebouw weer opgericht. Het centrum van Hilversum is niet gebaat met zo’n onesthetisch bouwwerk." Volgens Morreau was het onverantwoord om in een tijd van kerkverlating geld te besteden aan een kerkgebouw. Daarom: "Herbouw van de Grote Kerk zou een aanfluiting zijn voor geheel Hilversum."

Anderen lieten eenzelfde geluid horen, soms nóg scherper. De teneur: geld en grond kunnen beter besteed worden aan algemene culturele doeleinden dan aan een kerkgebouw, zeker als dat is voor een kleine en besloten groep Hervormden. De Hervormde Centrumwijk werd zeer negatief afgeschilderd. Het zou niet minder dan een gevaarlijke sekte betreffen die zo spoedig mogelijk weggewerkt moest worden uit het centrum van Hilversum! Dit is de typische ruimdenkendheid en verdraagzaamheid tegenover hen voor wie Gods soevereiniteit een gegeven is.

De tegenstand was fel. Gelukkig wist men niet dat ze daarmee feitelijk de actie uitstekend hebben geholpen. Na iedere felle brief die in de krant gepubliceerd werd, werd de geldstroom richting de bankrekening van de stichting enorm gestimuleerd! Het werd een wetmatigheid: was er weer een uiting van felle tegenstand, de volgende dagen was het saldo op de rekening sterk toegenomen (1 brief = f10.000,--, aldus toenmalige leden van de stichting).

Het tv-programma "Van gewest tot gewest" besteedde aandacht aan de actie van de Stichting Herbouw Grote Kerk. In de betreffende uitzending kwam ds. Smit, de wijkpredikant, aan het woord alsmede enkele tegenstanders van de stichting. De teneur van de uitzending was toch wel dat de tegenstanders van de herbouw van de Grote Kerk het gelijk aan hun kant hadden. Dit leidde vreemd genoeg tot een enorme geldstroom vanuit het gehele land naar de stichting!

Er waren ook andersoortige tegenstanders. Zo was er een dame zeer fel tegen de herbouw van de Grote Kerk. Zij zei echter: "Als jullie toestemming tot herbouw krijgen, dan stort ik dezelfde dag f1.000,-- op jullie rekening." Zij hield woord.

 

Verloop van de actie

Er werd een grote inspanning verricht onder veel tegenwerking. Maar nu de hamvraag: was de actie succesvol? Wat heet! Na één week was er al ruim f130.000,-- binnen gekomen! "In twee weken twee ton!" kopte de krant, want de stand per 25 april 1975 was ruim f200.000,--! Overigens: het geld mocht alleen besteed worden aan de herbouw van de Grote Kerk. Ging die niet door, dan werd alles teruggestort. Hieronder staat een overzicht van de standen. 

17 april

f 130.000,--

 

5 juli

f 637.000,--

25 april

f 205.000,--

 

15 juli

f 669.000,--

10 mei

f 285.000,--

 

14 augustus

f 703.000,--

22 mei

f 368.000,--

 

26 augustus

f 722.000,--

29 mei

f 428.000,--

 

4 september

f 739.000,--

6 juni

f 468.000,--

 

4 oktober

f 780.000,--

12 juni

f 501.000,--

 

31 oktober

f 800.000 +

19juni

f 556.000,--

 

 

 

 

De Hilversumse kerkvoogdij schaart zich achter de stichting

De kerkvoogdij was, gezien het verloop van de actie, wel bijna zeker van het slagen daarvan. Daardoor was er een geheel nieuwe situatie ontstaan. De financiële bezwaren voor herbouw waren nu namelijk geheel weggenomen. Daarom heeft de kerkvoogdij in zijn vergaderingen van respectievelijk 19 augustus en 3 september 1975 opnieuw besloten tot herbouw van de Grote Kerk, uiteraard daarbij incalculerend wat na bespreking was overeengekomen: verkoop van de Nieuwe Kerk en het beoogde bedrag van f800.000,-- in te brengen door de stichting.

 

De hogere kerkelijke instanties twijfelen

Het hernieuwde besluit werd wederom ter goedkeuring voorgelegd aan het Provinciaal College van Toezicht te Alkmaar (de provinciale kerkvoogdijcommissie). Er was echter weinig hoop: tevoren werd informeel door dit college al te kennen gegeven dat het standpunt niet veranderd was: geen geld voor steen. De tijd van kerken bouwen was voorbij. Het is onverantwoord (waar dan ook vandaan) kerkengeld aan dit object te besteden. Het lijkt wel of de tegenstanders van herbouw direct toegang tot dit college hadden! Op 10 november 1975 kwam de officiële beslissing: men hechtte geen goedkeuring aan het plan! In de pers was er alom onbegrip over dit besluit, behalve uiteraard bij enkele tegenstanders. De actie had totaal geen zin gehad, het Provinciaal College weigerde zelfs om de nieuwe situatie onder ogen te zien. Herbouw van de Grote Kerk was verder weg dan ooit en leek nu volledig van de baan.

De Hilversumse kerkvoogdij greep echter de allerlaatste mogelijkheid nog aan: ze ging op 3 december 1975, precies 4 jaar na de brand, opnieuw in beroep bij de Generale Commissie. In een hoorzitting heeft ook de wijkkerkenraad het zijne bijgedragen. De toenmalige wijkpredikant, ds. J. Smit, spreekt, terugblikkend, uit dat hij persoonlijk het gevoel had dat cijfers en pastorale motieven er nauwelijks toe deden. "Na informatie bij een bevriende collega, die zelf ook op zo’n provinciale stoel zat, heb ik alleen gevraagd waar nu eigenlijk de grondslag van de bevoegdheden van de onderhavige Commissie lag. Kan het echt, dat zij afkeurt als een plaatselijke gemeente een object zelf wil en er de financiële verantwoordelijkheid voor wil dragen? Er was genoeg over gesproken. Financiële, pastorale en plaatselijke kerkelijke belangen – alles was goed bezien. Ik kreeg niet direct antwoord. De voorzitter vond het een interessante vraag en noemde wel de term: adviserend." Opnieuw brak een periode van afwachten aan. Op 9 maart 1976 kwam het bericht dat de Generale Commissie het besluit van de Provinciale Commissie vernietigde en de herbouw alsnog goedkeurde. De reacties bij ontvangst van dit bericht laten zich raden.

 

Tot slot

Terugkijkend moeten we stellen dat het een groot wonder is dat de Grote Kerk in Hilversum er nog staat. Het heeft heel weinig gescheeld of Hilversums oudste kerk zou zijn afgebroken: de datum voor de sloop was zelfs al bepaald. De Stichting Herbouw Grote Kerk te Hilversum heeft de laatste strohalm gegrepen en in een hopeloze situatie doorgezet. Ondanks alle tegenwerking werd in allerlaatste instantie toch nog goedkeuring verkregen, hoewel velen er niet meer op durfden hopen. De stichting heeft een groots werk verricht… De herbouw van de Grote Kerk kon in 1975 beginnen.

De stichting, die bij de tweede aanvraag het beoogde bedrag al binnen had, heeft korte tijd haar activiteiten gestaakt. Toen het werk toch kon worden uitgevoerd, is er weer leven in geblazen. Inmiddels was er rente gekweekt, er kwamen nieuwe giften, en via een bedankbrief werd er ook gevraagd om hulp bij het zetten van de puntjes op de i. Dit betrof de inrichting (met name van de bijgebouwen), het orgel en het theehuisje. Veel van de extra kosten zijn door de stichting gedragen. Tenslotte was er een bedrag over. Daarvan zijn fietsenstallingen betaald, een bijdrage aan het tuinhuisje en aan het orgel.

Op 20 februari 1985 heeft de Stichting Herbouw Grote Kerk zichzelf opgeheven. Zij had inmiddels ruim f1.000.000,-- samengebracht.

 

De herbouw van de Grote Kerk te Hilversum

Na het besluit van de Generale Commissie van Toezicht kon de herbouw van de Grote Kerk dan toch beginnen. Tekeningen en begrotingen waren al geruime tijd klaar. De aanbouw aan de noordzijde van de kerk en de restauratie van het oude catechisatielokaal (de huidige consistorie) waren echter niet in het bestek opgenomen. In de uiteindelijke herbouw is dit wel meegenomen. Al in april 1976, een maand na de goedkeuring, is de opdracht aan architect ir. T. van Hoogevest uit Amersfoort gegeven, en het werk aan de firma Van Woudenberg uit Ameide. Deze firma had ook de toren van de burgerlijke gemeente gerestaureerd.

Vlak voor de bouwvakvakantie 1976 werd door de plaatselijke overheid een bouwvergunning afgegeven. Belangrijk was dat de oorspronkelijke muren na de brand overeind waren gebleven. "Als wij een hele nieuwe kerk hadden willen bouwen dan weet ik nog niet of wij wel toestemming van de gemeente Hilversum hadden gekregen. De gemeente was erg kritisch",  aldus ds. Smit in De Gooi- en Eemlander van 11 november 1977. In september 1976 is men dan begonnen met de bouw. Het werkschema liep tot eind oktober 1977, hetgeen neerkwam op 60 weken. De kerk is tenslotte op 1 december 1977 in gebruik genomen.

 

Van oud naar nieuw

De oude kerk (de Grote Kerk van vóór de brand) was in een slechte staat. Met lapmiddelen werd het gebouw waterdicht gehouden. Zo werd met stukken asfalt het dak af en toe opgelapt. De werkzaamheden aan het dak waardoor de brand ontstond, zijn daar een voorbeeld van. Een grote investering was echt op korte termijn wel nodig. Het gebouw bestond voornamelijk uit een grote kerkzaal, die plaats bood aan 1.800 kerkgangers.

Afbeelding 39: Het interieur van de Grote Kerk voor 1971

Afbeelding 40: Het interieur van de Grote Kerk na 1977

De nieuwe indeling voorzag in een kleinere kerkzaal. Deze biedt nu plaats aan ruim 850 personen. De preekstoel is ten opzichte van de oude situatie aan de andere kant van de kerkzaal geplaatst, waarbij er nu een muur achter de preekstoel is opgetrokken. Hierachter is over twee verdiepingen zaalruimte gecreëerd. Vroeger behoorde dit allemaal tot de kerkzaal, met een galerij (afb. 39, 40).

De kerkzaal is sterk gemoderniseerd. Twee historische elementen in de kerkzaal maken dat het geheel toch wel een klassieke uitstraling heeft, namelijk de preekstoel en het orgel.

 

De preekstoel

De preekstoel uit 1768 was bij de brand volledig verloren gegaan; de enige herinnering die na de brand overgebleven was, waren de ijzeren balken waaraan het klankbord had gehangen. 

De nieuwe preekstoel is een bijzonder stuk, en zo "nieuw" is hij trouwens niet. Hij heeft eerst dienst gedaan in de toenmalige Sint Olofskapel of Oude Zijdskapel te Amsterdam. De kansel is gemaakt omstreeks 1644, toen de Sint Olofskapel vergroot werd. Kuip en klankbord zijn van snijwerk voorzien. Als u goed kijkt kunt u een aantal malen het wapen van Amsterdam in het houtsnijwerk ontdekken. De kuip steunt op marmeren zuiltjes en deze weer op een voetstuk van Namense blauwe steen. Volgens de overlevering heeft de grote admiraal Michiel de Ruijter eens op deze kansel gestaan! De kansel werd in 1918 uit de Sint Olofskapel overgebracht naar de gereedgekomen (Amsterdamse) Prinsessekerk. Hij heeft daar dienst gedaan tot 1965, toen het interieur van de kerk werd gewijzigd. De kansel werd daarbij uiteengenomen, naar verluidt omdat de toenmalige predikant hem "te dominant" vond en opgeborgen in een ongebruikt portaal (afb. 42).

Afbeelding 42: De ontmantelde kansel van de Prinsessekerk

 

Hoe kwam de Hilversumse wijkgemeente nu aan deze kansel? In de oorspronkelijke plannen was er een totaal andere preekstoel voorzien, nl. een relatief eenvoudig 'bakje'.  Echter, de heer G. Beukers kwam op het idee om de Hervormde kerkenraad van Amsterdam te vragen naar een preekstoel. Hij wist namelijk dat de Hervormde Nieuwe Zijdskapel in gebruik was voor islamitische samenkomsten. Echter, de Amsterdamse kerkenraad wilde niet tot ontmanteling overgaan, maar ze hadden wel wat anders. In de Prinsessekerk aan de Van Hallstraat lag een preekstoel in een niet gebruikt portaal. Met de architect Van Hoogevest is men gaan kijken en meten. De conclusie was: hij past in de Grote Kerk! De preekstoel is toen gekocht voor f25.000,--.

De preekstoel is een groot object. In het voorjaar van 1977 is hij met een dieplader van Hogenbirk naar Hilversum gehaald. De politie te Amsterdam had er de straat voor afgezet. Men kan zich voorstellen hoe dat ging, met een dieplader, waarop de kansel lag, door de nauwe straten van Amsterdam en Hilversum. In de muur Grote Kerk had men met opzet nog een groot gat voor de preekstoel opengehouden, anders kon de kansel er niet ingedragen worden! Hij moest nog wel helemaal gerestaureerd worden, maar het resultaat mag er zijn (afb. 43, 44, 45).

Afbeelding 43: De kansel wordt in Amsterdam op de dieplader geladen

Afbeelding 44: De kansel in onderdelen in de Grote Kerk, de galerij in aanbouw is ook zichtbaar

Afbeelding 45: De kansel na restauratie

 

Het orgel

Het tweede belangrijke historische element in de kerkzaal is het orgel. Net als de preekstoel was ook het oude orgel volledig door de brand verwoest. De gehele kerkzaal was overigens volledig in de as gelegd. Er was na de brand niets meer van over. Lees hier verder over het orgel

 

De luidklok

Dan is er nog een derde element in de kerkzaal dat onwillekeurig de aandacht trekt: de luidklok die aan de kant van de toren hangt (afb. 48).

Waar komt die luidklok vandaan? De heer W. Otten heeft in 1989–1990 naar aanleiding van deze vraag een hele speurtocht ondernomen. In eerste instantie werd gedacht aan een van de volgende mogelijkheden.

Afbeelding 48: De luidklok onder de orgelgalerij

 

De zogenaamde Achterhofse kerk beschikte over een "schel of bengel", die in 1806/1807 is aangebracht, waarschijnlijk op de nok van het kerkedak (volgens pentekening van M. Betlem). De Achterhofse kerk heeft gestaan op de hoek van het Korte Achterom en de Laardersteeg, thans respectievelijk Koninginneweg en Stationsstraat geheten. Hij werd gebruikt door de oud-katholieken totdat in 1889 de oud-katholieke kerk aan het Melkpad in gebruik is genomen. Tijdens de werkzaamheden ter uitbreiding van de Hervormde dorpskerk in 1890 hielden de hervormden hun diensten in de Achterhofse kerk. De vergrote kerk werd op 1 mei 1891 in gebruik genomen. De Achterhofse kerk zou worden afgebroken, maar aan de plannen daartoe werd nog geen uitvoering gegeven. Het complex is in 1893 verkocht aan Van der Horst en De Heus uit Ouderkerk aan de Amstel. De gebouwen (kerk, koepel, pastorie en stal) werden aangepast om er een winkel en fabriek voor het vervaardigen van zadels en militaire equipementen in te vestigen, en een stoffeerderij.

Bij het in 1766 afgebrande "Regthuis" was een luidbel aanwezig. Een gravure van de Kerkbrink na de brand toont dit aan. Zie de gravure bij 18e eeuw: bran en herbouw, afbeelding 8. Voorts heeft in de toren van het Oude Raadhuis tot rond 1930 een klok gehangen.

Ook is, wat de herkomst van de luidklok in de Grote Kerk betreft, gedacht aan het gebouw 'Salem' aan de Kleine Drift, dat van 1904 dateert. (In dit gebouw overigens vergaderde de kerkenraad op de dag na de brand van 1971.) Dit gebouw heeft echter niet, voor zover is na te gaan, de beschikking gehad over een luidbel. Er waren evenmin aanwijzingen dat de andere luidklokjes in de Grote Kerk terecht zouden zijn gekomen.

Die sporen liepen dus dood. Gelukkig leidden de navorsingen van de heer Otten uiteindelijk wel tot het antwoord. Het juiste spoor leidt naar de (gereformeerde) Westerkerk. Een klein aantal jaren werd op zondagmorgen om negen uur een hervormde dienst gehouden in de Westerkerk. Voor de laatste maal vond dit plaats op 20 november 1949, want daarna was de (hervormde) noodkerk aan de Frederik van Eedenlaan beschikbaar: dit is de oude of eerste Bethlehemkerk. Deze noodkerk is, voorzien van klokkestoel en luidbel, op vrijdag 25 november 1949 in gebruik genomen. Tijdens de eerste dienst luidde de klok tijdens het bidden van het Onze Vader.

De luidklok is een geschenk van een gemeentelid. Op zondag 29 september 1963 werden de laatste twee diensten in de Oude Bethlehemkerk gehouden. Daarna is de klok, waarschijnlijk via een omweg, naar de Grote Kerk overgebracht. De bel is na de grote kerkbrand van 1971 gelukkig niet verloren gegaan. Zij werd ondergebracht bij de conciërge van het gebouw Salem aan de Kleine Drift, waar toen het hervormd kerkelijk bureau was gevestigd. In 1989 is de klok teruggekeerd.

 

Overblijfselen uit de Nieuwe Kerk

Eerder is reeds aangegeven dat de huidige Hervormde wijkgemeente Centrum voort is gekomen uit een samenvoeging van de voormalige wijken II en IV. Wijk II was gesitueerd rond de Grote Kerk, wijk IV rond de Nieuwe Kerk. Bij de heringebruikneming van de Grote Kerk in 1977 is (zoals ook de afspraak was) de Nieuwe Kerk gesloten, verkocht en gesloopt. Gelukkig zijn er nog enkele overblijfselen uit de Nieuwe Kerk in de huidige Grote Kerk terug te vinden.

De Nieuwe Kerk werd op 27 november 1977 gesloten. De laatste dienst werd geleid door ds. J. Smit. In die dienst vond een korte ceremonie plaats waarin de elementen voor de bediening van Woord en Sacrament zijn weggedragen: de kanselbijbel, de doopvont en het avondmaalszilver. Hiermee werd de kerk als plaats van samenkomst der Gemeente gesloten. Op 1 december 1977 is de Grote Kerk weer in gebruik genomen. De eerste dienst werd geleid door ds. J. Smit. In deze dienst zijn de elementen voor de bediening van Woord en Sacrament binnengebracht (afb. 48).

De kanselbijbel is de Bijbel uit de Nieuwe Kerk. Het betreft een druk van Jacob en Pieter Keur uit 1729 (afb. 49)

Afbeelding 49: De Kanselbijbel uit de Nieuwe Kerk wordt in de Grote Kerk op de kansel gelegd

 

De huidige natuurstenen doopvont is een geschenk van de aannemer. De doopschaal aan de kansel is origineel uit 1768. Deze is als volgt aan de brand in 1971 ontkomen: in 1891 werd aan de dorpskerk ter gelegenheid van de toen gereedgekomen verbouwing een zilveren doopschaal geschonken, met bijbehorende houder. Deze is in 1971 verbrand. De oude schaal uit 1768 was 'over' en ging in 1912 naar de Nieuwe Kerk, die toen in gebruik werd genomen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verkocht de kerkvoogdij de koperen draaiarm met nog ander ongebruikt koperwerk. De arm werd door een gemeentelid gekocht voor de koperwaarde. Toen de Grote Kerk in 1977 opnieuw in gebruik werd genomen, keerde de doopschaal uit de Nieuwe Kerk terug naar zijn oude thuis; de draaiarm kwam als schenking ook terug. Nu hangt de schaal in de arm aan de preekstoel.

Doopschaal, foto: kerkfotografie.nl 

Het avondmaalszilver komt niet uit de Nieuwe Kerk, maar uit de oude Grote Kerk. De koster heeft dit, toen de brand in 1971 net woedde, kunnen redden uit de brandende kerk. Het avondmaalszilver uit de Nieuwe Kerk is verkocht aan de hervormde gemeente te Voorthuizen (ds. G.J. Jansen) voor gebruik in het gebouw Beth-Abara.

Verder is onder andere het volgende uit de Nieuwe Kerk nog bewaard gebleven: 

In de Nieuwe Kerk hing aan de achterwand van de preekstoel een grote stenen plaat, groenachtig van kleur, waarop een tekst uit Haggaï 2: 10 vermeld stond. Deze stenen plaat was in de Nieuwe Kerk prominent aanwezig. In de Grote Kerk nu hangt in een van de portalen een gedenkplaat ter herinnering aan de heringebruikneming van de Grote Kerk op 1 december 1977. Dit is de stenen plaat uit de Nieuwe Kerk; de nu zichtbare inscriptie is op de achterkant aangebracht. Wanneer de gedenkplaat in de Grote Kerk zou worden omgedraaid, dan verschijnt daar de tekst uit Haggaï 2: 10!

In zaal 2 van de Grote Kerk hangt een psalmbord. Dit bord komt uit de Nieuwe Kerk. Vroeger hingen daar vier van deze borden. Op het psalmbord staat een busje. In dit busje diende in de Nieuwe Kerk het plaatsengeld gedaan te worden.

In de huidige consistorie hangt een pentekening van de kruisiging op Golgotha van Jezus Christus en twee moordenaars. Deze hing daarvóór in de consistorie van de Nieuwe Kerk.

Vaatwerk uit de Nieuwe Kerk doet nog steeds dienst in de Grote Kerk.

Het hout dat nodig was om het plafond in de huidige consistorie te realiseren heeft eerst als verlaagd plafond gediend in de wijkzaal van de Nieuwe Kerk. Dit plafond was overigens eerst door jongeren een paar jaar daarvoor in de wijkzaal van de Nieuwe Kerk aangebracht. Deze jongeren hebben het ook zelf weer gesloopt en naar de Grote Kerk gebracht.

Her en der in de Grote Kerk hangen foto’s van de Nieuwe Kerk.

De stoelen uit de Nieuwe Kerk zijn na de sluiting voor f25,-- per stuk verkocht. De opbrengst van de stoelen was ten bate van de inrichting van de herstelde Grote Kerk. Velen hebben nog een of meerdere van deze stoelen!

De kerkbankbijbels uit de Nieuwe Kerk, met het opschrift 'Nieuwe Kerk Hilversum' en met sloten van koper en leer, zijn verdeeld onder de oud-ouderlingen uit de Nieuwe Kerk.

  

Wetenswaardigheden

De Grote Kerk is een gebouw met een rijke historie. Naast het vele dat al genoemd is, zijn er ook nog wel wat dingen die gewoon leuk zijn om te weten. Een paar van deze dingen worden hieronder weergegeven.

 

De psalmborden

De psalmborden in de kerkzaal zijn die uit de oude Grote Kerk! Zijn die niet verbrand dan? Nee. Tijdens de brand waren deze borden in restauratie (afb. 51).

 Afbeelding 51: Een origineel psalmbord

 

De Noorderaanbouw

De huidige zaal 2, aan de noordkant van de kerk, lag in de oude kerk ook buiten de kerkzaal. Al eerder is ter sprake gekomen dat tot en met 1971 hier, achter de preekstoel, de consistoriekamer en de doopkamer waren. Nu is de gehele ruimte in gebruik als wijkzaal. De huidige consistorie is nu waar vroeger het catechisatielokaal was. Dit lokaal stond los van het kerkgebouw (het stond bekend als Oude Torenstraat 6). Een aparte doopkamer is er niet meer. Tijdens de herbouw is er een portaal, een keuken en een toiletgroep gecreëerd. Hierdoor zijn de huidige consistorie en het kerkgebouw nu wel verbonden.

De gehele Noorderaanbouw is indertijd casco opgeleverd. Veel zelfwerkzaamheid van circa twintig gemeenteleden heeft tot het huidige geheel aan de noordkant van de kerk geleid. De eigen werkzaamheden stonden onder leiding van de toenmalige kerkvoogd J. Post. Dit was een karakteristiek persoon. Hij was aannemer, droeg veelal een rode sweater en werd meestentijds aangetroffen met een sigaar in zijn mond. Met zijn voet trok hij lijnen in de grond om aan te geven waar de muren moesten komen. Zijn misschien hierdoor de toiletten zo klein uitgevallen?

 

Graven

Vroeger werd er in en rondom de kerk begraven. Bij de vergroting van de dorpskerk in 1890 zijn de graven geruimd. Echter, tijdens de herbouw in de jaren 1976–1977 zijn er in de kerk nog wel botten en schedels gevonden. De gevonden menselijke resten zijn herbegraven in gaten van de oude fundering, ergens midden in de kerk. Tijdens het uitgraven van de vloer van de huidige Noorderaanbouw, waar vroeger een kerkhof was, zijn er opnieuw menselijke resten gevonden. Deze zijn ook weer verzameld, en herbegraven in de Noorderaanbouw.

 

Grafstenen en tegels

In de oude kerk (de kerk t/m 1971) lagen de zerken in de gangpaden. Dit was in 1892 zo gedaan na het ruimen van de graven. In de huidige kerk liggen de oude grafstenen in het liturgisch centrum (afb. 52) en in enkele portalen van de kerk. In de gangpaden liggen nu vloertegels van Namense blauwe steen. De voet van de kansel is van dezelfde steensoort gemaakt.

Afbeelding 52: Een oude grafsteen in het liturgisch centrum

 

De kroonluchters

De twee kroonluchters in de kerkzaal (afb. 53) zijn een geschenk van een gemeentelid. Deze werkelijk mooie kroonluchters zijn via de Stichting Herbouw Grote Kerk ontvangen. De gever wilde onbekend blijven. Een mooi geschenk!

Afbeelding 53: Eén van de kroonluchters

 

De put

De put aan de noordkant van de kerk, naast de toren, is al oud (afb. 54). Deze put is tijdens de herbouwwerkzaamheden ontdekt en weer in oude glorie hersteld. Er is nog een tweede put ontdekt, maar deze is weer dicht gemaakt.

 

Afbeelding 54: De put bij de ingang aan de Oude Torenstraat, de muur erachter is nog origineel van voor de uitbreiding in 1890

Na afloop

Al diegenen die zich vrijwillig hadden ingezet voor de herbouw van de kerk kregen na afloop een genummerd mapje met als opschrift: De grote kerk hart van Hilversum, en met het logo van de Stichting Herbouw Grote Kerk Hilversum. Hierin zaten enkele foto’s van de ruïne en de herbouwde kerk, én een handgeschreven document van ds. J. Smit, waarin kort het een en ander werd gememoreerd en waarin de betreffende persoon werd bedankt voor de inzet. Hierbij werden zijn of haar specifieke werkzaamheden/activiteiten aangegeven.

 

Het theehuisje

Historici denken dat het theehuisje of theekoepeltje op de Kerkbrink, bij de Grote Kerk, het oudste nog bestaande bouwwerk van Hilversum is. Sinds mei 1985 mag het weer gezien worden. Van een bouwval in de schaduw van de kerk veranderde het in een monumentje dat bovendien weer een bestemming heeft (afb. 55, 56). Het theekoepeltje is met de kerk verbonden.

Het theehuisje komt al voor op een gravure van Spilman uit 1725. Het stond er nog na de grote brand die in 1766 het dorp Hilversum in de as legde, en het overleefde ook de brand die in 1971 de Grote Kerk trof. Van oudsher stond het bouwseltje binnen de muur om de tuin van de pastorie. Een gedeelte van deze muur is nog zichtbaar. De pastorie aan de ’s-Gravelandseweg, waarin als laatste dominee Van Uchelen woonde, werd in 1924 door de kerk verkocht. Op zijn plaats kwam nieuwbouw en van de tuin bleef alleen de theekoepel over. Het kleine vierkante gebouwtje werd zo waardevol gevonden dat het in 1981 op de gemeentelijke monumentenlijst terechtkwam. In de tijd van opbouw na de brand in 1766 vergaderden daar immers schout en schepenen. De ontvanger van de kerkelijke belastingen gebruikte het als spreekkamer. Er werd later ook zondagsschool en jeugdwerk in het theekoepeltje gehouden.

Afbeelding 55: Het theehuisje voor...

Afbeelding 56: ...en na de restauratie

 

Voor het weer bruikbaar maken van het vervallen theehuisje was een bedrag van f60.000,-- of meer nodig. De Stichting Herbouw Grote Kerk heeft dat bedrag vrij kunnen maken. Het college van kerkvoogden werd toentertijd benaderd door de stichting Hilversum Pas Op! om te bemiddelen bij de burgerlijke gemeente en instanties ten behoeve van een restauratie. De heer P.K. van Doorn, toenmalig ouderling-kerkvoogd, is de motor geweest om door te zetten. En zo is in overleg met de stichting Hilversum Pas Op! de restauratie aangekaart. Aannemer Gijzel werd bereid gevonden het werk uit te voeren onder leiding van ing. P. van Vliet uit Loosdrecht.

Veel van het oude materiaal moest als onbruikbaar afgeschreven worden. Met nieuw materiaal is de theekoepel toen zo veel mogelijk in oude stijl weer opgebouwd, waarbij de typische details zijn gehandhaafd. Hang- en sluitwerk van de luikjes zijn smeedwerk, dat net zoals vroeger met de hand gemaakt is. De kozijnen zijn voorzien van lijstwerk en de luikjes zijn opgeknapt. Het Goois Museum heeft de twee luikjes in bezit die nog van de oorspronkelijke uitvoering waren. Zo zijn van deze voorbeelden dan ook de nieuwe luiken gemaakt. De zinken goten werden opgehangen aan gootbeugels. De stenen in de muur zijn deels oud. Dit is waar nodig aangevuld met nieuwe stenen in dezelfde vorm, namelijk het regionale Vechtformaat. Dit is een steenformaat dat je in de gehele Vechtstreek vindt en waar tal van herenhuizen en theekoepels van zijn gebouwd. De originele dakpannen zijn, voor zover ze nog aanwezig waren, opnieuw gebruikt.

Ook is er een doorgang of corridor gecreëerd van Noorderaanbouw naar theekoepel. Als kroon op het restauratiewerk dient de ronde spits die boven op de nok staat; het gedraaide hout is bekleed met lood. Ook de lantaarn werd niet vergeten. Een rest hiervan lag de laatste jaren toen als oud ijzer in de garage van wijkpredikant ds. J. Smit. De leerlingen van de MTS hebben zich ook over dit ornament ontfermd en zodra zij het herstel afgerond hadden, kon de lantaarn een rol spelen bij de officiële overdracht. Deze vond plaats in een besloten bijeenkomst in de kerkzaal van de Grote Kerk. De stichting Hilversum Pas Op! en andere bij de restauratiewerkzaamheden betrokkenen zijn daar in het zonnetje gezet. De stichting Hilversum Pas Op! heeft bij die gelegenheid een kroonluchtertje aan de kerkvoogdij geschonken uit dankbaarheid voor de realisering. Deze kroonluchter hangt nu in het theehuis.

 

Tien geboden-borden

Enkele jaren na de oplevering van de kerk zocht men een invulling voor de 'kale' ruimte achter de preekstoel. Het heeft nog tot 1994 geduurd voor de toenmalige kerkvoogdij op zoek kon gaan naar een passende aankleding. Een anonieme gift schiep de mogelijk op zoek te gaan naar zogenaamde tien geboden-borden. Lang werd er gezocht naar 'gebruikte' borden. Deze zijn echter zo zeldzaam dat in 1998 is besloten twee nieuwe te laten maken.

Er is gezocht naar een eenvoudige stijl die een eenheid kon vormen met het interieur van de kerk en het klassieke karakter van de preekstoel. Het resultaat spreekt voor zich. Sinds augustus 1998 hangen er nu twee prachtige tien geboden-borden in de nis achter de preekstoel (afb. 57).

Afbeelding 57: De tien-geboden borden achter de preekstoel